Een moeder houdt niet op met zorgen voor en zorgen maken over
haar kinderen wanneer deze het ouderlijk huis hebben verlaten. In alle
etappes van het leven van haar kroost zijn haar zorgen nodig of maakt ze
die.
Jaren geleden: ik verbreek het contact met mijn moeder, met mijn
beide ouders. Die etappe duurt zo’n twee jaar en is begonnen op dezelfde
dag dat mij op niet mis te verstane wijze duidelijk wordt gemaakt dat
ik niets op de Filmacademie te zoeken heb. "Wat doe je hier nog?" vraagt
een docent aan mij. Ik blijf tot het eind van het studiejaar
(1991-1992) maar woon alleen nog de lessen Filmanalyse bij van regisseur
Harry Kümel, indertijd drukdoende met de voorbereidingen van de
film "Kruistocht in spijkerbroek". Maar goed, ik dwaal af.
Op aanraden van mijn opa van moeders kant, Willem Lodewijk Schippers,
zoek ik weer contact met mijn ouders en aan het eind van de genoemde
etappe ontmoeten we elkaar weer op neutraal terrein: filmhuis Rialto te
Amsterdam, waar ik samen met anderen een vertoning heb georganiseerd van
de Surinaamse klassieker "Wan Pipel", dit in aanwezigheid van regisseur
Pim de la Parra en andere genodigden. Dwaal ik wéér af.
Ik maak wel een sprong naar het heden, dat houdt mij incha Allah
to-the-point. Met alle kennis die ik mash’Allah nu heb, mag ik mijn
persoon tijdens die bewuste etappe van mijn leven zeker dwalende noemen.
Ná Allah soebhana wa ta’ala is mijn moeder immers het
belangrijkste, weet ik nu. De zorg van mijn moeder komt duidelijk naar
voren bij, ik noem maar wat, mijn verjaardag. Dan krijg ik standaard een
trui, vijf paar sokken of een voedselpakket cadeau. Dit jaar zijn het
handgebreide wintersokken (oh ja, dáárom vroeg ze laatst mijn
maat, natuurlijk :-). In het blaadje van haar kerk heeft mijn moeder
iets gelezen over een ‘ramadan boek’. Mijn vader bestelt het direct via
Bol.com en gisteren neemt mijn moeder het mee als extra cadeau.
Mash’Allah! Bij het uitpakken lijkt het om een kinderboek te gaan. Soit,
al ben ik gisteren tweeënveertig geworden – volgens de
Gregoriaanse kalender althans – ik blijf mijn moeders eerstgeboren kind.
Ik bekijk de mooie illustraties op de cover en lees de titel "Ramadan moebarak".
"Tekst en illustraties Aicha Tou, uitgeverij Bulaaq, 2004". Ik sla het
open en kom in een oase van mooie en frisse illustraties met op de
linkerbladzijden aandacht voor de koran en hadith en overdenkingen
daarbij. Op de rechterbladzijden staan zgn. "doe-ideetjes" voor
kinderen. Mijn moeder heeft mij geen mooier cadeau kunnen geven dan dit.
Tot slot neem ik in deze eerste log sinds ruim een week, nogmaals de
vrijheid af te mogen dwalen van het hoofdonderwerp en neem je mee naar
de actualiteit. Nee, ik ga het niet hebben over die Deense spotprenten
waarin de naam van onze profeet Mohammed (vrede zij met hem) door het
slijk wordt gehaald.
Ik heb het nu over de voorgenomen uitzending van zo’n twaalfhonderd
Nederlandse militairen naar de regio Uruzgan in Afghanistan (juni 2006,
incha Allah). De beslissing daartoe is gisteren op mijn geboortedag
genomen. Eén van de uit te zenden militairen is mijn jongste broer.
Ik smeek Allah soebhana wa ta’ala dat Hij hem na zijn deelneming
aan de missie weer gezond en wel voet op Nederlandse bodem laat zetten.
Om de cirkel van dit dwalende stukje rond te breien: ik neem aan dat
mijn moeder nu met meer belangstelling dan normaal het nieuws zal
volgen. De zorgen om haar jongste kind zullen alleen maar groter worden.
Daar kunnen informatiedagen-voor-ouders – en contact per telefoon en
email tijdens de bewuste missie – niets aan veranderen. Wat zij wilt
voor hem, is wat zij wilt voor al haar kinderen: "En ze leven nog lang
en gelukkig". Triest daarom dat de tweelingbroer van haar jongste zoon, één van mijn jongste broers dus, een paar jaar geleden er zelf
is uitgestapt: "En hij leefde noch lang, noch gelukkig."
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Zeg 't maar
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.