dinsdag 29 november 2005

Lezing Van Bommel / Suikerfeest

ABDULWAHID VAN BOMMEL, 3 NOV 2005
PREEK T.G.V. SUIKERFEEST / EID-OEL-FITR
GEHOUDEN IN AMSTERDAM TIJDENS EEN BIJEENKOMST GEORGANISEERD DOOR EEN INDONESISCHE MOSLIMGEMEENSCHAP

(dit is de originele niet-bewerkte tekst
van de hand van imam Van Bommel)


Imam Abdulwahid van Bommel
DEEL ÉÉN

Alles wat in hemelen en aarde is, verheerlijkt Allah. Er is werkelijk niets dat Allah niet verheerlijkt – zelfs dode materie en levende materie, plantaardig leven, dierlijk leven en menselijk leven. Àlles verheerlijkt Allah. Maar, zegt de koran, we zijn niet altijd in staat die verheerlijking te begrijpen – want iedereen heeft zijn eigen manier en eigen taal om Allah te gedenken… Alle lof zij Allah die de schoonheid van Zijn licht in de harten van de vastenden heeft geplaatst en hen vereert met de verdienste van wat zij in deze maand Ramadan hebben gedaan aan ‘ibadah, aanbidding, die voor hen een weg opent naar de hemel vanwege de dankbaarheid van de moslims hiervoor.

We leven niet in een samenleving waarin de islam als een vanzelfsprekend gegeven wordt beschouwd. We leven in een tijd en ruimte waarin de islam onder druk staat. Als moslims hebben we hier dag en nacht werk aan om voortdurend onze houding tegenover andersdenkenden, andersgelovigen en andersgeaarden te verdedigen en waar te maken. Daarom gaan we kijken naar die teksten in de islam die ons de mogelijkheid en de taak geven daarover te spreken en de dialoog aan te gaan.

Deze lezing van de Ied al-Fitr 2005 staat daarom in het teken van de dialoog en de zelfreflectie. Wanneer ik zeg: “Eenieder is gerechtigd tot vrijheid van geweten en beleving van godsdienstige opvattingen [1]“, denkt u misschien dat ik iets citeer uit een wetboek. Maar dit is een tekst uit de Islamitische Verklaring van de Rechten van de Mens. Moslims hebben in Nederland recht op vrijheid van godsdienst, maar ook de islam stelt vast dat eenieder recht heeft op zijn eigen godsdienst. Terwijl de hardliners van de islam dat niet altijd toekennen. Dit is in tegenspraak met de koran: “Derhalve voor u uw religie en voor mij mijn religie” 109:6.
“En indien Allah sommige mensen niet door middel van anderen tegenhield, zouden ongetwijfeld kloosters, kerken, synagogen en moskeeën, waarin dikwijls de naam van Allah wordt herdacht, zijn afgebroken(…)” 22:40
“En debatteer met de mensen van het Boek slechts met middelen die beter zijn dan alleen discussie. Maar zegt tegen de onrechtvaardigen onder hen: Wij geloven in wat ons is geopenbaard en wat u is geopenbaard; en onze God en uw God is Eén. En voor Hem zijn wij moslim.” 29:46

De koran zegt dat Abraham geen jood of christen was, maar een oprecht mens die in overgave tot God leefde en geen afgodendienaar was 3:67. De koran noemt dus de aartsvader Abraham, tot wie joden hun lijn van afstamming wel herleiden, een ‘Moslim’ in de zin van: mens in overgave. Daarom staat Ibrahiem alaihi salâm centraal in onze aanbidding. Wij gedenken hem in onze gebeden na de salawât voor onze profeet Mohammed lezen we altijd die voor Ibrahiem. En heel veel van de handelingen tijdens de hadj, de bedevaart, verrichten wij naar het voorbeeld van de profeet Ibrahiem. Het kan historisch niet worden onderbouwd dat Abraham joods was. Hij leefde immers eeuwen voordat het judaïsme zich op het wereldtoneel onderscheidde van andere volken en culturen. Daarbij komt dat de Arabieren die beweren via Ismaël van Abraham af te stammen dan ook joden zouden zijn.

De islam is door de hele koran genomen beperkt tolerant voor joden en christenen. De koran stelt wel de eis dat joden en christenen minstens de gelijkwaardige status van de islam als geopenbaarde religie niet aanvechten. Wanneer moslimlegers gebieden veroverden waar joden en christenen woonden dan werden die niet gedwongen zich tot de islam te bekeren. Onder de sjari’a kregen zij de status van dhimmi, waaraan zowel rechten als plichten waren verbonden. Zelfs Bernard Lewis is het erover eens dat joden onder moslimregeringen toleranter en met meer begrip werden behandeld dan onder christenregeringen. Dhimmi’s hadden een beperkte mate van autonomie en konden hun eigen godsdienst praktiseren. Zij dienden Djizyabelasting te betalen, maar waren vrijgesteld van Zakâtbelasting. De zogenoemde grondwet van Medina zegt bij monde van Ibn Hisham: “De joden van … [hierna werden één voor één de joodse stammen genoemd] … zijn een gemeenschap gelijk aan die van de moslims. Voor joden hun religie en voor moslims hun religie. Zolang de joodse stammen de moslims niet onrechtvaardig behandelen of anderen tegen hen helpen hebben zij recht op dezelfde steun en samenwerking als de moslims.”

De koran heeft het over joden, christenen en sommige andere geloofsgroepen als lieden van het boek. De profeet Mohammed had een onevenwichtige relatie met de joden en in de koran worden ze een aantal keren zwaar bekritiseerd. Wanneer we alle teksten over de joden, die in de koran staan, trachten te analyseren zien we dat het een goddelijk oordeel is. De Schepper is niet tevreden over de joden omdat ze het niet zo zwaar nemen met de aan hen geschonken openbaring In tweede instantie wordt hen kwalijk genomen dat zij zondigen tegen hun eigen leer. Het wordt de Joden en Christenen kwalijk genomen dat zij elkaar niet erkennen en ook de islam en Mohammed niet! Toch stelt de koran zich tegenover de ‘waarheid in pacht gedachte’ vrij ironisch op: “Maar zij hebben hun godsdienst onder elkaar verdeeld waarbij elke partij zich verheugt over hetgeen zij bezit.” 23:53. Ondanks alles is de algemene regel dat vriendelijkheid tegenover ‘de lieden van het Boek’ is geboden. De grote meerderheid van de ook in de koran genoemde profeten behoren tot de Ban Israïel, de kinderen van Israël: “Wij geloven in Allah en in hetgeen aan ons werd geopenbaard en hetgeen werd geopenbaard aan Abraham, Ismail, Ishaaq, Jaqub en hun afstammelingen, en hetgeen door hun Onderhouder is geschonken aan Mozes en Jezus en alle andere profeten. Wij maken geen onderscheid tussen wie dan ook van hen. Voor Hem alleen zijn wij moslims.” 3:84.

[1] Discussie bestaat hierover met de salafisten die afvalligheid en bekering tot een ander geloof dan de islam, niet tot de vrijheid van godsdienst willen rekenen en onaanvaardbaar achten. Saudi Arabië wilde de Universele Verklaring van de Rechten van de mens vanwege dit punt niet ondertekenen.



DEEL TWEE

Een tweede punt van kritiek op moslims waar we dagelijks mee kampen is: Waarom komen sommige moslims tot zelfmoordacties?

Er bestaan inderdaad suggesties binnen de huidige debatten over ‘het westen en de islam’, en ‘de islam’ en ‘het christendom’, om geweld als onlosmakelijk verbonden te zien aan ‘de islam’ en ‘de moslims’. De kans op extreem geweld is inherent aan elke godsdienst waar God steeds weer als een absoluut heerser wordt voorgesteld en ervaren. Heeft het christendom dat niet sterk beleefd tijdens de kruistochten in de kreet ‘God wil het’? Is het huidige moslimterrorisme niet de zoveelste loot aan de stam van religieus geïnspireerd extremistisch geweld? Mensen hebben soms de neiging in zwart-wit termen te denken. In een tijd waarin Britse moslimorganisaties en individuen, ondanks hun onvoorwaardelijke veroordeling van de explosies in Londen – nu algemeen bekend als 7/7 – van alle kanten onder enorme druk stonden om gemeenschappelijke verantwoordelijkheid – lees: schuld – te accepteren, bleek een van de meest gezonde stemmen onder de politici, die van Ken Livingstone, burgemeester van Londen. Hij antwoordde in een interview dat werd gehouden voor het Radio 4′s Today Programme van de BBC, dat de interventie in Irak door westerse regeringen wel eens de motiverende factor achter deze aanvallen kon zijn. Hij zei: “Ik denk dat we nu tachtig jaar interventies op vooral Arabisch grondgebied achter de rug hebben vanwege de westerse behoefte aan olie. Het bijzondere probleem dat we nu hebben is dat in de jaren tachtig de Amerikanen Osama bin Laden rekruteerden en trainden, hem leerden hoe hij moest doden en bommen moest maken en hem vervolgens los lieten op de Russen om ze uit Afghanistan te drijven. Zij hebben er geen moment aan gedacht dat hij zich daarna tegen zijn scheppers zou kunnen keren.”

Wat zou er moeten gebeuren om een einde te maken aan de aanslagen?

[Ten eerste] Het kan zijn dat de rol van vrouwen en moslimmeisjes erg belangrijk wordt bij ‘ontradicalisering’. De rol van sommige meisjes en vrouwen in de moslimgemeenschap bij de radicaliseringsprocessen is ondersteunend en/of actief. Ze vervullen een bindende rol binnen de gemeenschap en kiezen voor een puriteinse vorm van geloofsbeleving waarbij de vrouw in dienst gesteld wordt van de man. Dit biedt een omgeving die radicalisering accepteert, rechtvaardigt en ondersteunt. Kiezen voor islam betekent nog niet direct radicalisering. Het zijn slechts enkelingen die wel zo ver komen. Als ze elkaar vinden in hun radicalisme en elkaar ook nog eens bevestigen is de stap naar terrorisme niet uitgesloten, maar zelfs dan nog steeds erg groot. Tegen deze achtergrond worden veel gesprekken en debatten gevoerd over bijvoorbeeld de lagere plaats van vrouwen ten opzichte van mannen, de maagdelijkheidscultuur en geloofsbeleving.

Ten tweede zullen vrouwennetwerken regelmatig bijeenkomen om harde noten te kraken en om meisjes en vrouwen te ‘empoweren’. De ontwikkeling van allochtone vrouwen en meisjes die we in het publieke domein tegenkomen ziet er veel positiever uit. Hoewel moslims als groep achterlopen op de autochtone bevolking, zijn jonge moslimvrouwen bezig met een inhaalslag. Meisjes doen het beter dan jongens in taal, gaan vaker naar hoger onderwijs en hebben progressievere denkbeelden over de rolverdeling tussen mannen en vrouwen. Vanuit FORUM in Utrecht worden workshops georganiseerd om tot zelfstandige studie van de islam te komen. Voor kaderjongeren uit de kringen die het meest kwetsbaar zijn voor radicalisering. Jongeren luisteren naar jongeren.

De strategie om radicalisering tegen te gaan bestaat voornamelijk uit:
  • Radicalisering voorkomen door gelijkwaardigheid van religies en levens beschouwingen te onderwijzen;
  • Radicalisering tegen te gaan door binnen de moslimgemeenschap te debatteren over de motiverende redenen om te radicaliseren en die te ontmaskeren en in de samenleving meer mogelijkheden voor participatie, werk, wonen en weten te creëren;
  • Te ontradicaliseren door tegenwicht te bieden op websites en debatten te organiseren waar jongeren samenkomen. Ook bij het deprogrammeren van moslimjongeren die de fascinatie van de extremistische islam hebben ondergaan, luisteren zij eerder naar leeftijdgenoten dan naar oude wijze mannen.



DEEL DRIE

Zelfreflectie I

Bij bepaalde groeperingen in sommige delen van de moslimwereld heerst het verlangen om terug te keren naar de bronnen van de islam om zodoende zowel het zielenheil van de bevolking in het hiernamaals als welvaart en welzijn in dit leven te bereiken. De denkfout van de ‘terug naar de zuivere oorsprong’-mensen, of salafisten, bestaat er voornamelijk uit dat zij bestaande wetgeving en beleidsvorming willen vervangen door een letterlijke toepassing van wat zij de wetgeving van de koran noemen. De tragiek bestaat eruit dat je met de realisatie van absolute principes zoals die binnen een historische context van duizend jaar geleden functioneerden, niet automatisch een hedendaagse goddelijke utopie kan bewerkstelligen.

De enige weg naar de vrede gaat via het besef dat we zowel de problematiek als de bijdragen tot oplossingen met de rest van de mensheid gemeenschappelijk hebben. Als moslims dienen we voorwaarden te stellen aan onze omgang met tekst en context van de koran, om islamitische verdraagzaamheid en het respecteren van mensenrechten te kunnen realiseren. Daaronder valt het afrekenen met het triomfalisme van een traditie die, radicaal in strijd met de koran, ervan uitgaat dat de islam sinds 14 eeuwen vastligt. Dit heeft namelijk tot gevolg dat men zich op verschillende manieren afsluit:
  • We sluiten ons af voor het verleden, voor alle wijsheid en openbaring uit vroegere en latere tijden, die ook een boodschap van God zijn, of kunnen zijn;
  • We sluiten ons af voor de toekomst, door ons de mogelijkheid te ontzeggen om op basis van tijdloze principes steeds opnieuw oplossingen te vinden voor steeds nieuwe problemen die er altijd weer door mensen worden gecreëerd, geïnspireerd door een God, die ‘ook in al het nieuwe aanwezig is’, ‘elk moment toont Hij een andere heerlijkheid’, zoals de koran zegt 55:29;
  • En we sluiten ons af voor het heden, doordat we de dialoog blokkeren in de armzalige vaste overtuiging dat de eigen religie de beste is, eenvoudigweg omdat wij alle andere religies en levensbeschouwingen niet willen kennen en bij voorbaat veroordelen.

We dienen als moslims af te rekenen met letterknechterij en verstarring, en ons weer te herinneren wat de koran zelf zegt over het lezen ervan. God spreekt tot de mens in de geschiedenis, maar ook tijdloos en in gelijkenissen. En daarover worden wij gemotiveerd na te denken. Het gaat niet om axioma‘s, waaruit men voor iedere situatie en voor alle tijden antwoorden kan afleiden. Het gaat ook niet om de koran als een orakelboek, maar om voorbeelden die vragen om een argumentatie naar analogie van – en voor het toepassen van – dezelfde wijsheidsprincipes in zeer verschillende, en vaak geheel nieuwe omstandigheden.

We dienen af te rekenen met het legalisme, dat de islam zijn dimensie van verinnerlijking en liefde ontneemt. Al heeft de moderne mens dan recht op rechtvaardigheid en vergelding, als hij de ‘zachtmoedige en barmhartige God’ wil behagen, heeft hij tevens de plicht te gehoorzamen aan de eeuwige ongeschreven wet om kwaad met goed te vergelden, onder meer vanwege de koranverzen:
  • “Doch de vergelding van het kwade is het daaraan gelijke; maar wie vergeeft en zich betert, zal door God beloond worden, Hij heeft zeker de onrechtvaardigen niet lief.” 42:40
  • “…want zij zijn standvastig geweest omdat zij het kwade met het goede weren…” 28:54

Waar de huidige salafisten of fundamentalisten goed in zijn is zich tegen allerlei bijzaken keren. Dit is bid’ah en dat is bid’ah. De wereld is in discussie met de islam en de moslims over grote zaken als vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst, over mensenrechten, milieu de positie van vrouwen en jongeren, en de fundamentalisten willen discussiëren over of je wel of geen soera Yasien mag lezen met een groepje.

Vanwege hun oppervlakkige kennis van de islam doen ze ook foute uitspraken. Gedurende het leven van de profeet Mohammed is er geen Salât at-Tarawîh verricht. De profeet heeft daarover gezegd dat hij het te zwaar achtte voor zijn oemmah en hij heeft bewust de regelmaat van zijn extra nachtelijke gebeden in de Ramadan onderbroken. Later heeft Omar ibn Chattâb ingesteld om de extra nachtgebeden in de Ramadan gezamenlijk achter een imam te verrichten. Hij heeft dus een vorm van ‘ibadah ingevoerd die de profeet niet heeft voorgeleefd. Was dit nu bid’ah? Of is het ‘ibadah? Was dit een zonde om te doen? Niet alleen verricht men in de heilige plaatsen van de islam: Mekka en Medina, twintig rakaat Tarawîh, men voegt er nog eens (gezamenlijk met een imam!) extra gebeden aan toe in de laatste tien nachten van de vastenmaand Ramadan.

Er bestaat net zo’n onzinnige discussie over het gebruik van de soebha of tasbieh: de moslimrozenkrans, het gebedssnoer met 99 kralen. We komen in de vroegste tijd van de islam al tegen dat Abo Bakr As-Siddîq, knopen had gemaakt in een touw waarmee hij de schone namen van Allah telde als hij ze herdacht. Waar zijn de namen van Allah anders voor geopenbaard dan om ze te herdenken? Dit valt allemaal onder de extra ‘ibadah. Dit wordt Nawifil genoemd.

Er zijn uitspraken van de profeet die algemeen aanvaard zijn in de Sihah Sitta, in de zes betrouwbare verzamelingen overleveringen van de profeet Mohammed die juist aanmoedigen tot deze extra vormen van ‘ibadah. Wij hebben vertrouwen in Allah, omdat Hij heeft gezegd: “Ik ben zoals Mijn dienaar verwacht dat Ik ben. Ik ben bij hem als hij aan Mij denkt. Als hij in zichzelf aan Mij denkt, denk Ik aan hem in Mijzelf; en als hij Mij gedenkt in gezelschap, gedenk Ik hem in een beter gezelschap. Als hij Mij een handbreedte nadert, nader Ik hem een armlengte, en als hij Mij een armlengte nadert, nader Ik hem een vademlengte. En als hij lopend naar Mij toekomt, ren Ik naar hem toe. ” (Hadith al-Qudsi; Sahih al-Bochari).

Wanneer moslims bij elkaar komen om dzikrullâh te verrichten, om tahliel, en andere vormen van koranreciet te verrichten om dichter bij Allah te komen of om aan de ziel van een overledene op te dragen behoort dat gewoon tot de extra ‘ibadah. Er is een eeuwenlange discussie gaande over of we dit als bid’ah moeten beschouwen of niet. Sommige geleerden hebben gezegd we dienen onderscheid te maken tussen bid’ah sayyi’a en bid’ah hasana. Een lelijke nieuwigheid of een mooie nieuwigheid. Dit in navolging van de mooie nieuwigheden die de Chulaf’i Rasjidien, de rechtgeleide kaliefen, hebben ingevoerd. Wanneer iemand zegt dat dit zonde is of zelfs een grote zonde, is hij daar misschien zèlf mee bezig. De verantwoordelijkheid daarvoor draagt degene die deze uitspraken doet.



DEEL VIER

Zelfreflectie II

Rechtvaardigheid, welzijn en sociale verbondenheid

Misschien kan je in plaats van de praktijk- en geloofspunten, die we nu een beetje kennen, zeggen dat de islam drie zuilen kent, namelijk rechtvaardigheid, welzijn en sociale verbondenheid naar het op vrijdag in elke preek meest gelezen vers van de koran in alle moskeeën: “Allah gebiedt rechtvaardigheid, weldoen aan anderen en sociale verbondenheid; en verbiedt onzedelijkheid, het kwaad en rebellie. Hij geeft u dit advies opdat u er van moge leren.” 16:90
In de koranuitleg wordt vermeld dat hier drie graden van goed doen worden bedoeld. ‘Adl of rechtvaardigheid is eigenlijk goed met goed beantwoorden of voor wat hoort wat. Ihsân of werkelijke goedheid betekent goed doen zonder dat men iets terug verwacht. En Itâ'i-Qoerbâ, delen als met verwanten, betekent goed doen zonder dat zelfs maar de gedachte bestaat dat men goed doet.

Gelijkheid van alle mensen

“O mensheid!” zegt de koran. “Wij hebben u uit een man en een vrouw geschapen en hebben u tot volken en stammen gevormd om elkaar te leren kennen(…)”. 49:13 Om van elkaar te leren – niet om elkaar te vernederen of trots te zijn op afkomst of huidskleur… Er bestaat een islamitische verklaring van de rechten van de mens. Maar er vindt vrouwenonderdrukking plaats door moslimmannen. De onrechtvaardige positie van de vrouw in het erfrecht en bij het getuigen in rechtszaken hangt samen met economische en maatschappelijke interpretaties van die positie. Die verandert, dus indien een vrouw economisch zelfstandig is en bijdraagt aan de inkomsten, dan wordt de mannelijke superioriteit ook tot zijn ware omvang teruggebracht, omdat de man als mens geen superioriteit boven de vrouw heeft. En als moslims zeggen dat vrouwenbesnijdenis niet van de islam is blijft de vraag open waarom er door moslims dan niet meer aan is gedaan om dat mensonterende gebruik volledig af te schaffen.


Zelfreflectie III

Evenwicht tussen duurzaamheid en verandering

De dichter zei: “Alleen God kan een boom maken”. Hij voegde eraan toe: “Misschien omdat het zo moeilijk is om er een bast omheen te krijgen” . De situatie van de moslimgemeenschap en haar organisaties is precies het omgekeerde. Wij hebben een mooie buitenkant gemaakt, maar er zit geen levende boom in.

In de koran staat: “Ik roep de schemering tot getuige en de nacht en al wat zij omvat en de maan wanneer zij vol wordt; dat u zeker in een staat van voortdurende verandering leeft.” 84:16-19
De verhouding tussen het veranderlijke en het onveranderlijke in de koran en in de schepping is door een aantal eigentijdse denkers behandeld. De islam biedt een ideologie die zowel de vraag naar duurzaamheid als die naar verandering bevredigt. Diepere bespiegelingen onthullen dat het leven elementen van duurzaamheid en verandering in zich heeft – het is niet zo star en onbuigzaam dat het zelfs in detailkwesties geen enkele verandering zou toelaten, noch is het zo buigzaam en vloeibaar dat kenmerkende trekken hun eigen karakter zouden verliezen. Dit wordt duidelijk wanneer we het proces van fysiologische veranderingen in het menselijk lichaam observeren. Elke cel, elk weefsel van het menselijk lichaam vernieuwt zich een aantal malen in iemands leven, maar de persoon blijft dezelfde. De bladeren, bloemen en vruchten van een boom komen en gaan, maar het blijft dezelfde boom. Hij behoudt zijn karakter… Het is een levenswet dat elementen van duurzaamheid en verandering in een harmonisch samenspel gelijktijdig bestaan. De koran echter vraagt ons voortdurend onszelf te veranderen en zegt: “…Allah verandert de toestand van een volk niet tenzij zij zichzelf veranderen…” 13:11

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Zeg 't maar

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.