Het is bijna zestien jaar geleden. In de vroege ochtend van 24 december 1998 rol ik gekleed en wel mijn bed uit in het appartement te Purmerend waar ik op dat moment al enkele maanden woonachtig ben. Uitgeput van het geregel van de dag ervoor, zet ik mij schrap voor de laatste loodjes van de voorbereiding van de overkomst (vanuit Rufisque, Senegal) van mijn vrouw Ndoya, mijn ruim drie jaar oude dochtertje Yande en mijn bijna één jaar oude zoontje Ahmed.
Zonder ontbijt genomen te hebben, storm ik naar de dichtsbijzijnde winkel waar ze telefoonkaarten verkopen. Gewapend met twee kaarten en de nodige papieren installeer ik mij in de eerste de beste telefooncel. Afwisselend neem ik contact op met de Nederlandse ambassade te Dakar en de IND, als soort een intermediair. De IND zou een fax hebben gestuurd naar de ambassade, een fax waarmee Ndoya en de kids groen licht zouden kunnen krijgen. De ambassade kan niets vinden, de IND stuurt de fax nog eens een keer. Nòg ontvangt de ambassade niets. Dan informeer ik of de ambassade misschien nog een ander faxnummer heeft dan bekend is bij de IND. De ambassade geeft mij de nummers van hun twee faxen, ik geef ze door aan de IND (mijn contactpersoon daar kent mij inmiddels goed :-) en nogmaals gaat de fax erdoor. Dan bel ik voor de -tigste keer de ambassade. Of de fax in goede orde is ontvangen? Ja, dus. Wat nu? Tja, kan uw vrouw nog voor sluitingstijd om twaalf uur van de ambassade bij ons zijn, om de nodige papieren te tekenen en de visa in haar paspoort te plaatsen? Ja, zeg ik (maar zeker weten doe ik het niet).
Ndoya krijgt een telefoontje van mij terwijl ze druk bezig is met het laten vlechten van haar haar. Die avond zal ze met vriendinnen naar een feest gaan. Maar de fax steekt daar een stokje voor. Stop met alles wat je aan het doen bent, zeg ik haar, wanneer ze opneemt, en ga onmiddellijk naar de ambassade. Neem de kinderen mee, neem ergens onderweg pasfoto’s van jullie allemaal en dan linea recta naar de ambassade. Wie weet kun je morgen naar Nederland komen. Ndoya met haar halve hoofd vol vlechten doet gauw een hoofddeksel op en gaat vanuit Rufisque met de kinderen naar Dakar.
Vanaf station Purmerend-Overwhere neem ik de trein naar Amsterdam en ga met de tram naar de Albert Cuyp markt, vlakbij De Nederlandsche Bank (mijn werkgever op dat moment). Ik baan mij een weg door het marktpubliek en loop een belhuis binnen. Ik neem weer contact op met de ambassade en zeg dat mijn vrouw al onderweg is.
Ndoya moet vanuit Rufisque helemaal naar Dakar. Ze neemt een taxi maar toch duurt het lang, want de enige doorgaande weg naar Dakar (achtentwintig kilometer verderop) zit potdicht. Net op tijd arriveert ze op de ambassade om de nodige formaliteiten af te handelen. De ambassade kan echter niet direct de visa in haar paspoort plaatsen (ik ben vergeten wat nu ook al weer de kink in de kabel is geweest). Ndoya wordt gevraagd om later terug te komen. De ambassade blijft speciaal voor haar open, dit tot groot ongenoegen van de Senegalese bewaker die al lang thuis bij vrouw en kinderen had willen zijn. Wanneer ze tegen tweeën terugkomt, krijgt ze de langverwachte visa in haar paspoort (een Schengen-visum en een visum voor Nederland).
Ik spring een gat in de Nederlandse lucht wanneer ik het goede nieuws hoor. Ik ga direct de tickets kopen, zeg ik tegen Ndoya. “Tot morgen!”
Ndoya stomverbaasd, ze kan zich dan nog niet realiseren dat ze incha Allah binnenkort het vliegtuig naar Nederland kan nemen. Ze heeft inmiddels Rufisque verlaten en heeft met onze kinderen haar intrek genomen bij een nicht in Dakar, lekker dicht bij het vliegveld. Met geld dat ik haar met een money transfer heb opgestuurd, koopt ze wat kleren die ze met de kou in Nederland nodig zal hebben.
Vanaf de Albert Cuyp markt neem ik een taxi naar een reisbureau. Dagen eerder heb ik al het nodige geld geparkeerd op mijn courante rekening, voor het geval dat. Inmiddels is het al in de loop van de middag van de vierentwintigste december anno negentienhonderdachtennegentig. Binnen in het reisbureau staat een lange rij. Ik sluit achteraan wanneer blijkt dat ik onder geen enkele voorwaarde voorrang krijg, welk verhaal ik ook heb. Rond drie uur ben ik dan eindelijk aan de beurt. Ik leg het verhaal uit aan de dienstdoende reisadviseuse. Ze gaat direct aan de slag, maar krijgt voortdurend nul op het rekest. Het is al ruim na twaalven en de kantoren van vele luchtvaartmaatschappijen zijn al gesloten in verband met komende kerstavond. Met Air France blijkt het nog te kunnen. Ik moet wel voor 16 uur hebben betaald, anders lukt het niet meer om die vlucht van vanavond te nemen. Tien voor vier ben ik dan de gelukkigste man ter wereld. Met trillende vingers toets ik mijn pincode in. “Akkoord met bedrag?” Hè hè, natúurlijk. Ik klik op OK, gris mijn papieren en het bonnetje van de tafel en neem weer een taxi terug naar de Albert Cuyp.
Ndoya krijgt van mij te horen dat ze tegen middernacht plaatselijke tijd het vliegtuig naar Nederland kan nemen (via Parijs). Ga alsjeblieft uren van tevoren naar het vliegveld om er zeker van te zijn dat alles goed gaat, zeg ik haar. Het is haar eerste keer met het vliegtuig en niet lang voor vertrek arriveert ze pas op het Aeroport Leopold Sedar Senghor, haalt daar de tickets op die ik in Amsterdam heb betaald en wacht met Yande en Ahmed tot ze aan boord kan.
In de nacht van 24 op 25 december (kerstnacht dus) bevinden Ndoya, Yande en Ahmed zich noch in Senegal, noch in Nederland, maar ergens kilometers hoog in een vliegtuig. Ndoya heeft het zwaar, aan slapen komt ze niet toe. Yande ligt onder een dekentje uitgestrekt op twee stoelen en slaapt als een roos maar Ahmed schreeuwt om aandacht. In de business class zitten leden van van de Senegalese muziekgroep Setsima ze zijn onderweg naar Frankrijk voor een serie concerten. De leadzanger Alioune Mbaye Nder begeeft zich onder de reizigers van de toeristenklasse en heeft uiteraard direct veel aanspraak. Hij ziet dat Ndoya het moeilijk heeft en neemt haar wat zorgen uit handen, Ahmed in dit geval. Gezeten op de schoot van Nder geeft Ahmed Ndoya zo een adempauze.
____________________________________
Zo’n vijftien maanden later, op 4 maart 2000, wordt (in Zutphen) Kiné geboren. Al is zij geboren in Nederland, ze beschouwt zich zeker als een Senegalese. Vrijdag 2 december 2011 hadden we Harald Doornbos op bezoek. In aanwezigheid van Kiné vertelde ik hem dat Yande en Ahmed in de stad Rufisque, Senegal, zijn geboren, maar Kiné in Zutphen, “in de slaapkamer hierboven”. Ik heb nog nooit zó’n boze blik gezien van Kiné :-) Snel verklaar ik aan Harald dat we vlak voor de bevalling de slaapkamer tot Senegalees grondgebied hebben verklaard. “Kiné is dus gewoon Senegalese”. Kiné weer hélemaal blij :-)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Zeg 't maar
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.