De volgende witz komt uit het publieke domein van Senegal. Hij bestaat in verschillende versies, de één explicieter dan de andere. Daar ik er persoonlijk van overtuigd ben dat de kracht van een witz niet ligt in grafisch taalgebruik, heb ik gekozen voor een ingehouden versie. Maanden geleden heeft Ndoya mij deze witz reeds overgeleverd (welke versie, dat ben ik vergeten - ahum). Wat ik er van heb onthouden, heb ik vermengd met eigen ervaringen en ingevingen. Daarnaast heb ik de naamloze personages namen gegeven: Goorgoorlu en Diek. Namen uit een populaire komedie van de RTS, het nationale televisiekanaal van Senegal. Goorgoorlu, een regelaar van tijani huize voor wie elke dag een struggle is om te overleven. Hem heb ik ook wat eigenschappen van mijzelf toegedicht: vergeetachtigheid en de drang tot uitstellen van het nemen van beslissingen. Kortom, uiteindelijk is het mash’Allah een geheel eigen Abdulische witz geworden.
Steal it, make it your own and give it away, heb ik jaren geleden geleerd van
Nina Foch tijdens een gastcollege op de Nederlandse Film- en Televise Academie. Waarvan akte:
Op een nacht vermaken Goorgoorlu en zijn vrouw Diek zich kostelijk. Als uiteindelijk de vermoeidheid toeslaat, leggen ze zich te ruste. Goorgoorlu is zo bekaf, dat hij pas wakker wordt bij het horen van "Assalaatoe khairoe minan naum". Het is de muezzin van de jàkka, de buurtmoskee tegenover zijn huis. Goorgoorlu schiet uit zijn bed, doet snel de ghoesl, kleedt zich gauw aan, graait zijn kurus (gebedsketting) van het nachtkastje en rènt naar de jàkka.
De iqama is net uitgesproken wanneer Goorgoorlu de jàkka binnenkomt en zijn plaats inneemt ver van de imam vandaan. Na de vredesgroet aan het eind van het gebed doet eenieder zijn zikr en doa’s en eventueel nog wat vrijwillige gebeden, waarna het voordragen van de wazifa wordt voorbereid. In het midden van de jàkka wordt een wit doek uitgespreid en zij die de wird hebben, dat wil zeggen zij die officiëel trouw hebben gezworen aan Cheikh Ahmed Tidiane, nemen plaats rondom het doek. Goorgoorlu heeft zich al jaren geleden heilig voorgenomen om de wird te nemen, maar het is er nooit van gekomen. Hij zit dus op enige afstand van het doek. Met zijn kurus in zijn rechterhand doet hij wat extra astaghfiroellah’s (Allah, vergeef me) vanwege zijn late aankomst in de jàkka. De kralen glijden door zijn vingers. Klik, klik, klik, klik, klik… Ze voelen wat anders aan dan normaal, maar hij schenkt er verder geen aandacht aan. Zo geconcentreerd is hij op het vragen om vergeving. De mannen rond het witte doek zijn nog steeds niet begonnen met de wazifa. Hen valt nu pas op dat het wel heel erg lekker ruikt in de jàkka. De zoete geur van cuuraay, Senegalese wierook zeg maar, prikkelt hun neuzen. Waar komt dat toch vandaan? Dan valt de blik van één van de mannen op Goorgoorlu.
"Aoezoebillahi…!" roept de man. Geschokt staart de man naar de kurus van Goorgoorlu.
"Astaghfiroellah!" schreeuwt een ander wanneer hij de sjaal van Goorgoorlu ziet.
Goorgoorlu pakt met zijn linkerhand de sjaal en merkt dat hij per abuis de sëru jiitlaay, een uitdagende onderrok met opwindende illustraties, van Diek heeft meegenomen. "Astaghfiroellah, astaghfiroellah, astaghfiroellah". Steeds langzamer prevelt Goorgoorlu de woorden. Klik, klik, klik. Voorzichtig. Klik. Richt hij zijn blik. Klik. Op zijn rechterhand. Klik. En ziet daar de ("Astaghfiroellah!") bin-bin, een heupketting, van zijn vrouw, gedoopt in een verleidelijk geurende cuuraay…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Zeg 't maar
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.