Mei 1997. Zo’n anderhalve week na mijn huwelijk met Ndoya zit ik samen met haar en andere leden van mijn nieuwbakken schoonfamilie op de binnenplaats van Sarrenne in de wijk Thiokho, Rufisque, Senegal. Het is de avond voor Tamxarit, de viering van het islamitisch nieuwjaar (Ashoera).
Vele jongens zijn al druk bezig met het verzamelen van oude vlechten, dameskleding en make-up, terwijl meisjes zeulen met typisch mannelijke attributen en kleding. Ze bereiden zich voor op het feest dat naar goed Senegalees gebruik al op de avond vóór Tamxarit wordt gevierd. Zoals ik al heb opgemerkt in een eerdere log heeft dit verkleedfeest, tadiabon genaamd, "weinig met islam te maken, maar amusant is het zeker wel".
We zijn in afwachting van een muziekgroep die het feest komt opluisteren en in een ontspannen sfeer worden de nieuwste moppen verteld ("Komt er een gek de moskee binnen en die zegt…"). Dan lopen er wat onbekenden langs (de binnenplaats ligt indertijd nog aan een doorsteekroute van de Route de Rufisque naar de Rue Ousmane Socé Diop); ze zien de toubab (blanke) zitten en denken hem een poets te kunnen bakken.
"Wat een feest, hè?" zeggen ze.
"Ja. Grappig gezicht, al die verklede kinderen en volwassenen."
"Het is morgen nieuwjaar, vandaar."
"Dacht het niet. Zo’n negen dagen terug was het de eerste dag van de maand Muharram, nieuwjaarsdag. En tevens de dag dat ik met mijn vrouw ben getrouwd. Zo’n dag vergeet ik nooit, incha Allah." [8 mei 1997]
Ze zijn stomverbaasd. Wat een wijsneus, die blanke. Maar ze geven het nog niet op. "Dat kan wel zijn. Maar hier in Senegal is het morgen toch echt nieuwjaarsdag."
"Kijk eens naar boven", zeg ik. In het zenith staat de maan te fonkelen, het nieuwe jaar is al ruim een week aan de gang. "De maan liegt niet, toch?"
Het is duidelijk: deze toubab kun je niet voor de gek houden. Ze komen erbij zitten en krijgen wat te eten en te drinken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Zeg 't maar
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.