maandag 16 januari 2006

Moslima’s en hun falie

Kom ik laatst in de buurtsuper een koppel tegen. Een man en een vrouw van ver afkomstig. Kennissen die beiden mash’Allah ieder op hun eigen wijze hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van mijn geloofsbeleving. Ik ken de jonge vrouw niet anders dan traditioneel gekleed, compleet met hoofddoek. Zij heeft mij eens een boekje gegeven met daarin smeekgebeden, voor elke dag van de week een hele serie om op te zeggen. Ik probeer mij een weg te banen tussen de mensen (in deze buurtsuper is het altijd druk) en dan zie ik de man. Ik roep zijn naam en zie dat hij met zijn kinderen is en met, ja wie eigenlijk? Het is een jongedame in degelijke moderne kleding. Zou hij een ander… De vrouw draait zich om en ik kijk in het opgemaakte gezicht van… Mash’Allah! Zo had ik zijn vrouw nog nooit gezien. Mash’Allah.

Voor ik een vraag kan stellen, zegt de man, dat het ligt aan de tijd waarin we leven. Helaas was het er de situatie niet naar om tussen de pakken melk en potten pindakaas neer te gaan zitten en een boom op te zetten over moslimhaat, stel je voor dat de rij voor de kassa een duit in het zakje zou doen. Zou een pracht van een stukje voor mijn weblog opleveren natuurlijk, maar dat wil ik het koppel niet aandoen. In hun geboorteland hebben ze al genoeg op hun lazer gekregen, want twee islamstromingen op één moslimkussen, daar ligt sjeytân tussen, is daar de heersende mening. Zijn ze daar nu helemáál belatafeld? Op je lazer, op je falie, waarop dan ook – als men in de huidige maatschappij denkt dat je moslim bent, ben je de pisang. Met name moslima’s die door hun kleding direct herkenbaar-zijn-als. Mijn vrouw heeft en hoeft geen sluier, hoofddoek of anderszins. Dat is ze gewoon, dat is ze gewend, zoals de meeste moslima’s uit haar geboorteland. Zijn moslima’s het gewoon, het gewend, om juist wèl die traditie te volgen, dan is dat prachtig toch? Eenheid in verscheidenheid. Tegenwoordig kun je als moslima op je falie krijgen als je het durft om nog een sluier of hoofddoek te dragen. Wees trots op dat stuk stof! Want het is meer dan dat!

EEN CITAAT UIT ETYMOLOGIE.NL


1. falie zn. ‘sluierdoek’ categorie: leenwoord Mnl. faile ‘soort mantel’ [1240; Bern.], faelge in Ic sal u gheuen draghen .xxx. rocke ende faelgen der toe ‘ik schenk u 30 overkleden en bovendien mantels om te dragen’ [1285; CG II, Rijmb.], falie [eind 14e eeuw; MNW]; vnnl. falie ‘vrouwenmantel zonder mouwen, gedragen over schouders en hoofd’ [1599; Kil.]. In de moderne taal nog vooral in de uitdrukking op zijn falie krijgen ‘een pak slaag krijgen’ [1872; WNT verteren I].
Wrsch. ontleend aan Frans faille ‘lange sluier, hoofddoek’ [1250-1300; Rey], waarvan de herkomst onbekend. Van dit oorspr. Noord-Franse woord wordt echter ook wel gezegd dat het uit het Nederlands is overgenomen (MNW, NEW), maar de Middelnederlandse vormen tonen steeds een gepalataliseerde -l-, die kenmerkend is voor het Frans, en de vernederlandste vorm falie dateert pas van later. Frans faille staat misschien in verband met faillir < Latijn fallere, zie falen. Concreet (volgens Guiraud): via een Waals zn. faille ‘tekort, opening’ > ‘textiel met losse mazen’, vergelijkbaar met Provençaals falho ‘net’ en faio ‘gedeelte van een geweven stof waar de mazen minder fijn zijn’. Fries cognaat: faalje.
< is ontstaan uit of ontleend aan> is geworden tot, of uitgeleend aan
zn.
zelfstandig naamwoord
mnl. Middelnederlands (1200-1500)
vnnl. Vroegnieuwnederlands (1500-1700)

UPDATE D.D. 11 MAART 2013: Klik op deze link voor meer info over 'falie': www.etymologiebank.nl/trefwoord/falie

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Zeg 't maar

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.