zondag 1 januari 2006

A skeleton from Abdul’s closet



Het is winter 1998/1999. Ndoya, Yande en Ahmed zijn net overgekomen vanuit Senegal. We wonen dan nog vier hoog vlakbij station Purmerend Overwhere – niet echt een omgeving waar Ndoya kan acclimatiseren na een vermoeiende reis. Wat ook niet helpt is de houding van haar echtgenoot, ondergetekende dus. Ik mag dan al ruim tweeëneenhalf jaar moslim zijn op dat moment, maar nog steeds een typische toubab in hart en nieren. Met name als het gaat om gastvrijheid of, beter gezegd, het ontbreken daarvan. Inderdaad, Abdul haalt hier een skeleton uit zijn closet. Leest en huivert.

Hoe háál ik het in mijn botte hoofd…

Het is winter 1998/1999 èn ramadan – ik heb een collega van mijn werk in Amsterdam (De Nederlandsche Bank) op bezoek, een Nederlandse moslima. De iftaar is daar en als een echte toubab haal ik het in mijn botte hoofd om na het uitreiken van één enkele dadel haar de deur te wijzen met die in Nederland oh zo bekende dooddoener "We gaan eten dus…". Astaghfiroellah!

In Senegal gaat het verhaal dat toubabs je een krant in de hand duwen wanneer je het waagt ze tegen etenstijd te bezoeken. "Dat klopt dus," denkt Ndoya dan stomverbaasd, "maar in dit geval was het een dadel." Het heeft Ndoya veel tijd, geduld en hoofdbrekens gekost, maar step by step heeft ze mij opgevoed tot de man die ik nu ben. Mash’Allah.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Zeg 't maar

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.