Behorende bij Lezing 3. De Grote Jihad (25 december 2003)
Hoofdstuk 9, de verzen 36 en 37 Deze verzen, aldus de “paleiseditie”, veroordelen het zelfzuchtige gedrag van de heidense Arabieren die als het hen uitkwam de Vier Verboden Maanden veranderden of er een paar bij of er een paar af deden, om zo een oneerlijk voordeel te krijgen over de tegenstander. Zo werd soms één van de Verboden Maanden ‘uitgesteld’ en kon zo een Verboden Maand een ‘gewone’ maand worden: als de tegenstander wellicht aarzelde te vechten, waren ze in het voordeel. Het pré-islamitische Arabische jaar was een zon/maan-jaar, waarbij de maanden maan-maanden waren. Door het toevoegen van één maand elke drie jaar kwam de kalender ongeveer uit als een zon-kalender. Vanaf het jaar van de laatste pelgrimstocht van Mohammed (vzmh), het jaar 10 AH, werd het islamitische jaar definitief vastgesteld als een maanjaar van zo’n 354 dagen, waarbij de maanden werden berekend bij het daadwerkelijk verschijnen van de maan. Het islamitische jaar is dus zo’n elf dagen korter als het zon-jaar. Daardoor ‘reizen’ de islamitische maanden ‘achterwaarts’ door de seizoenen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Zeg 't maar
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.